Wanneer ik in de winter kijk vanaf d’aard Dan denk ik immer aan mijn vader Want dan zie ik Orion en diens zwaard Door hem altijd geduid in het sterrenkader
En ook al zal er komen een dag Waarop jij verjaren zou Maar jouw lichaam onder ons lag Dan kijk ik opwaarts, in de frisse koude
Waar Orion mij nog altijd zal groeten Met zijn zwaard richtend ruimtes diepte in Waar wij elkaar opnieuw zullen ontmoeten Zoals wij waren op d’aard, als gezin